Magnetische Lintjes

Achttien magneetbanden - het negentiende doosje is leeg - opgenomen met een draagbare Uher die me in 1974 een maandloon kostte, en negentien audiocassettes opgenomen met een gesofisticeerde Sony de grootte van een sigarendoosje, documenteren mijn verleden als freelancejournalist in Vlaanderen en Nederland, met een occasionele uitschieter in Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland.

Eerst als Vlaming-van-dienst bij Pour in Brussel [links-links en toen “vanzelfsprekend” zonder verloning], vrij snel De Nieuwe Linie uit Amsterdam, waar ik Walter De Bock opvolgde als “Belgisch correspondent”, daarna meteen naar Knack na een tip van Guido Lauwert, dáárna naar De Morgen [tot spijt van Herman Balthasar, weigerde ik eerder te werken voor de partijkrant Vooruit], gevolgd door en doorkruist met Sociaal, Libelle, Intermediair, de BRT-radio en -televisie, De Zwijger [onder een schuilnaam], het Vlaamse katern van Avenue, het marketingblad Pub [enigszins tot mijn eigen verbazing, het duurde ook niet lang] – en de rest zou ik op zolder eens moeten opzoeken.  Van ergens-in-1973 tot mei 1988, toen ik persattaché werd van Luc Van den Bossche, Staatssecretaris voor Onderwijs. Na de kabinetten van Pierre Chevalier [Onderwijs; Wetenschapsbeleid] en Erik Derycke [Wetenschapsbeleid; Ontwikkelingssamenwerking], keerde ik niet meer terug naar dat soort journalistiek. We bevinden ons ondertussen in 1992.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Parijs – Amsterdam

Ik trok in die periode naar Amsterdam [waar ik sowieso regelmatig verbleef voor De Nieuwe Linie] en Parijs [omdat ik Frankrijk van dichtbij volgde voor Knack] voor gegroepeerde interviews
met oude vossen en jonge turken van de politiek, de pers en de vakbondswereld [Michel Debré, Edgar Faure, Jean-Pierre Chevènement, André Fontaine, Serge July, Wim Kok…];
aanstormend talent [de historicus Michel Beaud];
heerlijke schrijvers [Jorge Semprun, Benoïte Groult];
polemologen, antikolonialisten en feministen [Galtung, Tromp, Bosgra, Constandse, Wertheim, Gisèle Halimi].

In Parijs wisten ze niet goed waarom “un hebdo belge d’expression flamande” belangstelling had voor de Franse politiek. Yves Guéna, toen de tweede man van de neogaullistische RPR van Chirac, vroeg zich luidop af of Vlaams zoiets was als “boer”. Ik was niet mee. “Bour” zoals in Bourgiba? “Bourg?” zoals in Cher-bourg? Nee, nee, zoals in Zuid-Afrika! Aha, Afrikaans, de taal van de Boeren, les bours quoi! Of Chevènement, die me “un bon retour à Amsterdam” toewenste.

Presidenten

In Vlaanderen werk genoeg, daar niet van. Portretten van basketbalfenomeen Willy Steveniers, Jan Decleir, Walter De Buck, het circus van Vuile Mong & Zijn Vieze Gasten en zowat alle onderwijsministers [wie kent nog Jan Lenssens?].

Twee toekomstige presidenten zaten voor mijn micro, Issayas Afewerki van Eritrea en José Ramos-Horta van Oost-Timor, tevens Nobelprijs voor de vrede, maar evengoed pater Loyens over armoede in Gent], Aartsbisschop Danneels [voor een “Kerstspecial“ van Knack], Jef Sleeckx van het Groot Arbeiders Komitee en Generaal Close.  De Somalische president Siad Barre ontving mij in audiëntie, maar het bleef bij een beleefd gesprek. En thee, vermoed ik. Ook minister-president Geens.

Andere gesprekken zijn verloren gegaan of gewist, zoals dat met Els Witte of bepaalde edellieden [Goethals, Breuls de Tiecken…] voor een reeks over de Adel de ik nooit afwerkte. Graaf d’ Alcantara is wel gemagnetiseerd. Van Hergé, een zeer hautain figuur die zich werkelijk een groot Artiest waande, mocht ik de micro niet aanzetten. Pen en papier moesten volstaan, Kuifje gelijk. Jan De Wilde kreeg ik niet aan de praat, maar het was gezellig. Hij raadde me een nieuwkomer aan, ja, een die zou groot worden, een zekere Urbanus Van Anus. Ik wimpelde de tip af.  

Amada

Het was altijd leuk en anders wel spannend. Ik nam de repetities op van het Revolutionair Koor van Amada met compañero Free Van Doorslaer als muzikaal directeur., hoewel we die term toen niet gebruikten. John Lundstrøm trakteerde me op een liedje, in Utrecht nam ik “een Portugese zanger” op.  

Tientallen en tientallen interviews, vele honderden uren. Het gaat allemaal naar het archief van Liberas, in de hoop dat het magnetisme niet te veel beschadigd is. Enkele opnames wil ik wel terug horen en mijn maat Fernand Buyls heeft alvast wat gekopieerd en bepaalde opnames grondig aangepakt.  Hoe klonk ons communistisch koor eigenlijk? Wat wist Afewerki te vertellen over Eritrea? Het werd allemaal wel verwerkt tot “stukken” [VL] en “leuke verhalen” [NL], maar lang niet allemaal bewaard. En niet alles van een gesprek is bruikbaar. Mijn journalistiek werk is niet opgelijst. Ik bewaarde gedrukte exemplaren van veel, maar lang niet van al mijn artikelen.

Het fixeermoment

En waartoe zou het dienen? Wat rest, nu veertig tot vijftig jaar na datum en straks, over – ja, over hoeveel jaar?

Hoeveel beluisterbaar is bewaard, moet nog blijken.
Het magnetisme van de band vergaat, schilfert van het lintje, verpulvert door hitte of kou of vocht of simpelweg door het verval dat ouderdom heet; begenadigde sprekers stot-te-ren, hun zinnen missen richting, de klanken missen zin, geen volumemeter die betekenis redt, de software geeft zich over, versmalt taal tot een piekenreeks op een scherm, verloren, voor altijd, maar enkel voor wie weet dat deze uitspraken hebben bestaan, want bij gebrek aan besef kan niets worden herinnerd.

Zo poogde het leven, het mijne, vast te leggen wat anders dreigde weg te glippen, voor de eeuwigheid verzekerd door technologie die bevriest, een beeld, een klank, een beweging; voor het geval nu, het fixeermoment, in de toekomst nog belang zou hebben als verleden.

 Y a-t-il dans la salle un preneur pour le passé conservé ?

Laat ik het testament van een maatschappij achter, een sociologische doorsnee, een ideologische synthese voor het geschiedenisonderricht, of beter: een scan van een voorbije wereld? Dat laatste is nog zo zeker niet: de wereld draait niet door, de wereld draait gewoon rond zijn as en komt altijd op dezelfde plek terug, zij het niet noodzakelijk in dezelfde constellatie, want de tijd slijt, de herhaling slijpt, het universum is niet lineair, enkel de tijd die wij tot Tijd hebben geridderd en menselijke eigenschappen toedichten, alvast eigenschappen ten dienste van Ons, zoals Vooruit Gaan, immer gerade aus, onze gefantaseerde tijd, onze versie van de tijd die we dan met een Verloop  bedenken, kwestie van onszelf te kunnen terugvinden, een puntje op een onmeetbare lijn, symbool voor de nood aan een plek, hoe onbenullig ook, een  stip op de tijdlijn, een milliseconde voldoet.

Maar de tijd die cirkelt, houdt ons ook bij de les. En vooral de anderen, die menen dat de Tijd het einde van de geschiedenis heeft ingeluid.  Antikolonialisten, anti-imperialisten, feministen, sabelslijpers, dromers, armoedebestrijders, theater dat wakker schudde – het geweten, niet het ego - emancipatoren, bange uitgevers, geboycotte satirici, het bestond allemaal, toen. Inclusief de PVDAMADA. Rechts wilde het nooit weten en links wil het vergeten, maar de strijd is niet gestreden, ze werd verleid door een wissel, het dode spoor van het superindividualisme dat zich vermenigvuldigt en dan het schildje Superdivers opspeldt en ontdekken verwart met uitvinden of initiëren.  

Naar het archief van Liberas, gaan de magnetische lintjes en een deel van mij gaat mee, zo is het verzekerd, gepekeld, gemummificeerd, een geruststelling, de overtuiging dat men betekenis heeft gegeven, in de hoop dat na de archivaris ook de archeoloog langskomt, ooit, we zijn al lang niet meer gehaast, en dit alles vastlegt, op zijn beurt fixeert, wie weet voor eeuwig, academisch afgestempeld, voor het geval dat fixeermoment belang zou kunnen hebben in de toekomst, zij het dan als verleden.

© Eddy Bonte tekst en foto