Heem-denken contra nationalisme

Ons dorp, de wereld.
Over heem-denken als overwinning op het nationalisme.

** 

Hoewel we er alles aan doen om niet dorps te lijken en tijdens optochten strijdbare t-shirts met de uitroep ‘Ik ben een wereldburger’ dragen, wenden we uiteindelijk telkens opnieuw de blik naar onze plek van oorsprong. Volgens Hans Zbinden een goede zaak, omdat ons ‘heem’ de beste garantie biedt om nationalisme te overwinnen.

Toen de wereld openvouwde en wij haar een ‘dorp’ noemden, ja, zelfs ‘ons dorp’ [1], groeide gelijk de belangstelling voor onze onmiddellijke omgeving, ons eigenlijke dorp zeg maar: we betoogden voor werk in eigen streek, zongen in uitdovende tongen van West-Vlaanderen over Bretagne tot Baskenland, staken onze Eurovisie-afgevaardigden in plaatselijke pakken, kwamen op voor de onafhankelijkheid van Oost-Timor, Baskenland en Kaapverdië, of tekenden de kaart van het Europa der volkeren.

Drie decennia later, was ‘de-wereld-ons-dorp’ verbouwd tot een fabriek. ‘Onze’ fabriek, maar uit lafheid of eerlijke schaamte, kregen we dàt niet gezegd en zochten we een leuke verpakking voor een bedenkelijke inhoud, zoals in de marketing: “Think global, act local”. Dat moest onze hypocrisie verbergen. En nu lezen onze spandoeken dus “buy local” en “red onze boeren”.

Omdat liefde voor het heem ten onzent voor achterlijk en rechts wordt versleten, zoeken we het dorpse in een buitenland. Bewust van de banaliteit van onze gestroomlijnde ‘city trips’ in ‘standard rooms’ en gekloonde luchthavens, gaan we op ontdekkingstocht naar ‘locals’, vroeger gemeenzaam dorpelingen en boertjes genoemd.

Een brug naar de wereld

 

Om aan de huidige vooroordelen over het heem te ontsnappen, halen we een vergeten denker boven, de Zwitserse academicus Hans Zbinden [Bern 1883 – 1971]. Hij zag kort na WOII de bui al hangen en schreef in 1953 “Das Heimaterlebnis als Erzieher zum Uebernationalen”, vertaald als “’Heem-liefde’ als brug tot de wereld”, met als veelzeggende ondertitel: “Ter overwinning van het nationalisme” [2].

Het essay dat we hier bespreken, “’Heem-liefde’ als brug tot de wereld”, komt uit de bundel De bedreigde mens”. Die bedreiging wordt gevormd door de natie en de internationale instellingen, niet door het heem.

Zijn vertrekpunt? Ons dorp, de wereld. En niet de wereld, ons dorp!

Dat is geen toeval. De oorlog had het nationalisme tot een absoluut hoogtepunt gedreven, ook al droeg het een ideologisch masker: fascisme, communisme, nationaalsocialisme of liberalisme. Het zei volkeren samen te brengen – bijvoorbeeld de Duitsers uit Duitsland, Oostenrijk, Sudentenland of Transsylvanië – maar in werkelijkheid moesten ze als Deutsche-zonder-meer opgaan in een totalitair regime.

Merkwaardig is nu precies dat Hans Zbinden voor het ‘heem’ pleit en zich tegelijk hard afzet tegen elk nationalisme, regionalisme en provincialisme. Ja, ‘heem-denken’ ziet hij als een overwinning op het nationalisme. “Het gevoel voor het heem” herbergt volgens hem de voorwaarden “van waaruit rechtsreeks een brug naar de wereld voert”. Dat gebeurt niet zomaar, want centralistische krachten zoals de Natie, de Staat of andere ‘concentrische cirkels’ beletten dat het heem zonder omwegen uitgeeft op de wereld. De natie is het tussenniveau dat supranationale gevoelens weert, door een muur te bouwen rond het heem. Zo verliest het heem elk contact met de wereld en kan het verworden tot een kopie van de repressieve natie: in zichzelf gekeerd, fanatiek, gesloten, centralistisch, vol van eigenwaan en omringd door vijanden – d.w.z. andere afgesloten hemen.

Voor Zbinden is ‘heem-liefde’ geen navelstaarderij, geen ophemeling van het eigene, geen eigen volk eerst. Het heem is de kleine wereld die bij nader inzien een rechtstreekse brug slaat naar die grote wereld. 

Steinbeck, Kafka en Reinaert

Bij de auteur komt het kunstzinnig-literaire argument nogal laat aan bod en daarom plaats ik het hier eerst: de literatuur. Wat doorgaans als grote literatuur wordt erkend, is enerzijds door-en-door gebonden aan plaats en tijd, maar verschijnt anderzijds als universalisme. De mooiste en aangrijpendste novelles van John Steinbeck spelen zich af in een vergeten gat in Californië, maar zijn universeel herkenbaar als toonbeelden van uitbuiting, noodlot en armoede. ‘Van den Vos Reynaerde’ mogen we dan omschrijven als een Vlaams dierenepos uit de dertiende eeuw, de universele betekenis wordt overduidelijk in elk autoritair regiem waar enkel hypocrisie overlevingskansen biedt. De aanklacht van Kafka tegen de cynische bureaucratie en de anonieme moderniteit, overstijgt het Praag van een eeuw terug.

Elkeen kan aanvullen met een eigen voorbeeld.

Het heelal in miniatuur

De literatuur krijgt bij Zbinden niet meteen alle aandacht, omdat hij zich concentreert op de psychologie en zelfs de antropologie [hoewel hij die term nooit gebruikt].

Het heem is in wezen elk dorp, stuk platteland, stadje of wijk in een grote stad, waar men als kind opgroeit en de eerste indrukken opdoet over de omgeving, de natuur, voeding, godsdienst, kunst, architectuur, menselijke verhoudingen, waarden… Die indrukken zijn bijzonder concreet en vanzelfsprekend. Ze zijn vormend en onuitwisbaar.

Een natie echter, werkt met abstracte begrippen om de mensen aan zich te kunnen binden: men vraagt te sterven voor ‘het vaderland’, ook al heeft men het nooit gezien, zoals de vader van Albert Camus, weliswaar Fransman, maar geboren en getogen in Algerije en tijdens WOI gesneuveld in een land dat hij niet kende, dat amper naar hem had omgekeken en dat na zijn dood zelfs niet voor zijn weduwe zou zorgen.

Of, zoals iemand op mijn vraag ‘Are you British?’ antwoordde met ‘Well, I have a British passport’.

Een heem zoals Zbinden het verstaat, is noch eenzijdig, noch monochroom. Ook wie in een uithoek woont, vindt overal tekenen van de wereld: kerken, statige gebouwen, gewassen, drank, kledij, keukengerief, werktuigen, beelden in het park, auteurs in de bibliotheek … Soms moet je er de mensen op wijzen, dat wel. Wie door een Vlaams stadje wandelt, komt de geschiedenis tegen: de Spaanse overheersing, de Franse cultuur, de oorlogen …  Zo is het ogenschijnlijk enge heem in wezen een ‘verzamelbekken’ van wereldinvloeden, een ‘rendez-vous’-plaats. Sterker: het heem is “de miniatuurweerspiegeling van het heelal” – en het is precies op dat punt dat Zbinden naar de literatuur verwijst.

Overigens is een tweede heem niet uitgesloten. Wat in de jaren 1950 enkel een elite toekwam, werd algemeen toegankelijk: reizen. In een ander land, kan je een tweede thuis vinden – ook als je er niet permanent vertoeft. Dat tweede heem verschilt van het eerste, maar valt er in essentie mee samen. De dingen hebben een andere naam, maar bevatten dezelfde ziel: “het eeuwig menselijke”.

Vluchtelingen, ontheemden en ballingen vestigen zich in een nieuw heem – tsaristische Russen in Parijs, Catalaanse republikeinen in Mexico, linkse Chilenen in België – zodat hun oorspronkelijke heem een tweede heem wordt. Maar Rusland, Catalonië of Chili verdwijnen nooit uit het hart, integendeel: de ‘Sehnsucht’, het verlangen naar de Heimat, versterkt het heemgevoel, dat vaak tot de wereld van de fantasie gaat behoren en juist daardoor a-nationaal wordt.

Surrogaat

Een heem bevat de wereld in een notendop. Alleen zo kan oprecht wereldburgerschap groeien. Boven de naties heen. En niet via het zogenaamde wereldburgerschap van inter-nationale instellingen die, aldus Zbinden, het nationalisme intact houden tot versterken. Surrogaten zijn het, zoals de Olympische Spelen, dragers van een wereld-cultus en derhalve geen haar beter dan het nationalisme. Zbinden verwijst zonder omweg naar de ‘prestigestrijd’ in gremia zoals de NAVO, de UNO en de UNESCO.

Zbinden geeft toe dat het heemgevoel zich vaak heeft laten inpalmen door het natiegevoel, ja, dat men zelf natie wilden spelen. Het heem moet zich daarentegen ‘bevrijden’ van de ‘misvorming’ die natie heet. In wezen, kent een heem geen ‘buiten-land’. Het komt er integendeel op aan om vanuit het heem te zoeken naar “innerlijke verwantschap, de menselijke overeenkomst in de verscheidenheid van levensvormen”.

De “bedreiging van de mens”, vloeit voort uit de verbreiding van de massamens, dus van de massificatie van dingen, omgevingen en waarden, lees: het eendimensionale, kleinzielige, beklemmende materialistische, die bron van eigendunk, racisme en agressie, dat nu wordt vertaald als “Eigen volk eerst”, of het onzinnige concept van ‘Vlaamse’ welvaart. Het is die tendens die door Zbinden in een ander essay de ‘verdorpsing’ van de wereld werd genoemd [3]. Ondanks de drukmakerij van talloze internationale fora, heden ten dage aangevuld met globale handel en dito communicatie, leiden de kenmerken van de massamens tot “provincialisme, separatisme, nationale propagandazucht en wantrouwen, fanatieke rasse- en klassenhaat”.

Zbinden in 1953: het besef van wereldsolidariteit begint in het heem. Ons vertrouwen mag niet gaan naar internationalisten, maar naar oecumene en kosmopolitisme.

Een nieuwe gestalte

 

Laat ons een tweede vergeten denker bovenhalen.

Interessant is namelijk dat Romano Guardini [1885-1968], een tijdgenoot van Zbinden, ook over “de bedreigde mens” spreekt, maar vanuit een totaal andere invalshoek: de katholieke, of, iets ruimer bekeken: de spirituele. [4]

Romano Guardini, die als kind van Italië naar Duitsland verhuisde en er bleef werken – Zbinden zou wellicht van een ‘tweede heem’ spreken – studeerde natuurwetenschappen, theologie en filosofie. Als priester en zielezorger  stond hij met beide voeten in de godsdienstige praktijk. 

Net als Zbinden ziet hij een maatschappelijk bestel, veeleer een schouwspel, dat hem niet hoopvol stemt, en net als Zbinden kijkt hij vanuit een bedreigd verleden naar de toekomst.

Zbinden vertrekt van het oude en bedreigde heem en zet het op de kaart als hoopvol alternatief.

Guardini vertrekt van een bedreigd spiritueel verleden [het Middeleeuwse wereldbeeld], bekritiseert de Moderniteit die volgens hem ten einde loopt en stelt zijn hoop in een nieuwe menselijke gestalte, een spiritueel, diep-christelijk wereldbeeld. 

Het verband tussen beiden? Guardini verwerpt de Moderniteit niet alleen vanwege de onderwerping van de natuur en de heerschappij van de techniek, maar vooral vanwege het centralisme van de staat en de massamens.

Niet de massamens ‘an sich’ stoort hem, maar de constatering dat die massa zich conformeert, zich schikt naar “de wet der normalisering, welke is aangepast aan de functionele vorm van de machine. Erkennend dat de anonimiteit van de massa aansluit bij het instinct van de mens, betreurt Guardini niettemin de verdwijning van “het gevoel voor het individuele zijn en de individuele sfeer van de mens”, voor hem de grondslag van menselijke verhoudingen. Guardini poneert dat mensen worden behandeld als ‘objecten’ en slachtoffer zijn van ‘geweld’ – niet het geweld dat voortkomt uit noodtoestanden en oorlog, maar “als normale vorm van regeren en besturen”. Guardini ziet een ‘niet-humane’ mens die zich beweegt in een ‘niet-natuurlijke natuur’.

Ook groepen, zelfs ‘gehele volkeren’ worden aan die wetmatigheden van formules en apparaten onderworpen. En zo belanden we vanzelf bij Zbinden en het heem dat wordt bedreigd door de abstracte en zielloze natie.

Een ‘objet local’?

In onze retro-lectuur, vonden we een derde bron, een Franse dit keer.

Een paar decennia na Zbinden en Guardini, blijkt niets te zijn veranderd. Integendeel: Zbinden krijgt gelijk, want hoewel in het Europa van de jaren 1970 en 1980 decentralisering en regionalisering hoog op de agenda staan [5], verloopt die beweging volgens de wetten en gebruiken van de natie en de staat - en niet van het heem. Op een colloquium geleid door de Franse academicus Lucien Sfez [Tunis 1937 – Parijs 2018], luidt de hoofdvraag of er eigenlijk nog zoiets bestaat als een ‘objet local’ [6]. Het is de onderzoekers dus niet enkel en zelfs niet in de eerste plaats te doen om wetgeving, bevoegdheden en structuren, maar wel over het lokale als dusdanig, het lokale als object dus.

Het antwoord klinkt negatief. De regionalisering of de ‘déconcentration’ blijkt niet meer te zijn dan de reproductie van het nationale niveau. In feite gaat het om een machtsspelletje van volksvertegenwoordiging en bevoegdheden, waarbij het nationale niveau zo weinig mogelijk wil afstaan en toch de indruk wil scheppen dat het de lokale eisen ernstig neemt. Het centrale niveau herschikt overigens voortdurend: in 2016, werd het aantal regio’s in Frankrijk verminderd. Ze werden groter en kregen meer bevoegdheden, maar lijken daardoor nog meer op het centrale niveau, ook omdat het politieke systeem er een kopie van is [7].

De lokale bevolking reageert vooral met toeristische, ronduit folkloristische en derhalve volledig ongevaarlijke uitingen, zoals ambachten, gastronomie [in wezen werkmensen- of boerenkost], kermissen en stoeten.

Een interessante case - die ik persoonlijk inlas - is de heropleving van het ‘dialect’ – overigens vaak een volwaardige taal die met meer of minder succes door het centrum werd verdrongen tot verboden, zoals Occitaans, Bretoens en Galicisch. Uitingen in het dialect worden lokaal zeker ondersteund, bijvoorbeeld door straatnaamborden en dialectzangers, maar er wordt geen enkele poging ondernomen om die talen opnieuw een prominente plek te geven in het lokale leven. Noord-Frankrijk beleeft een heropleving van het Vlaams, hoewel ook toeristische en dus economische argumenten een rol spelen. In 2021, gaf de Franse regering niettemin groen licht voor het onderwijs in plaatselijke lokale talen, waaronder het Vlaams [8]. 

‘Objet mondial’ en ‘habitus’

 

De Franse economist Hubert Brochier [1923 – 2017], later ook filosoof en psychoanalist, plaatst ‘l’objet local’ in een wereldwijde context: de regionalisering loopt inderdaad parallel met de integratie van Europese economieën in een globaal bestel, zodat men ook van een ‘objet mondial’ moet spreken [9].

De lokale crisis - die zich uit in een veranderende verhouding tussen centrum en periferie in één land– is verbonden met een internationale crisis, d.w.z. de eveneens veranderende verhouding tussen staten en hun nationale economieën enerzijds en de institutionele en economische internationalisering anderzijds. Brochier spreekt niet van een heem, noch van een ‘locus’, maar met Pierre Bourdieu van ‘’habitus’ [10].

 

Als het lokale een kans wil maken tegen de internationalisering, dan moet er ook een ‘conscience’ aanwezig zijn en die vinden we in de ‘habitus.

Een ‘habitus’ kunnen we omschrijven als een combinatie van sociale, geestelijke, lichamelijke, culturele kenmerken en verschijningen, zoals taal, gewoontes, houdingen, een levensstijl, een manier van zijn, dus een geheel dat  door een bepaalde groep is geïnterioriseerd, zodat de groepsleden foutloos hun weg vinden in hun ‘hahitus’ en buitenstaanders er altijd een beetje verlopen bij lopen, hier en daar codes verkeerd lezen.

Net als Zbinden, wijst ook Bourdieu op het immense belang van de kinder- en jeugdjaren. Brochier spreekt dan ook terecht van de habitus als een ‘expérience pratique’ met een ‘sujet en progrès’. Dichter kan je bij het heem-denken van Zbinden niet komen.

Wereldburgerschap

En zo belanden we opnieuw bij het gemanipuleerde, bedreigde heem. Terwijl de priester Guardini genoeg heeft aan God [“God is”], diens autonome Schepping en de helende religiositeit die eruit voortvloeit, rekent Zbinden op de mens in zijn meest essentiële context: het midden waarin hij opgroeit. Spiritueel, maar in hoofdzaak materieel, met de menselijke ervaring als uitgangspunt en de waardering voor het algemeen menselijke, het verbindende als gevolg. Dat heem was de betekenisgever vooraleer nationale en internationale krachten het middels geweld, indoctrinatie en beschimping hebben proberen kortwieken, vernietigen, opslorpen of een eigen natiegevoel aanpraten.

Dat heem “bergt alles in zich wat de mens op wereldburgerschap voorbereidt”, lijkt me een gepaste afsluiting. 

© Eddy Bonte, 26/12/2023 *  Eerste publicatie in DE GROENE BELG nr. 2694 van 08JAN24 - redactie 08JAN24  

NOTEN

Lannoo, 1971.  De wereld is ons dorp: ontwikkelingssamenwerking in een nieuw perspectief”;[1] Louis Baeck, Willy Lambrecht, Jan Tinbergen: “

; Aula nr. 74, Het Spectrum, 1961. De bedreigde mens. De geestelijke en sociale situatie van deze tijd”[2] In: Zbinden, Hans: “

”, oorspronkelijk een lezing uit 1954; in: cf. supra. De bedreigde vrijheid[3] Zbinden, Hans: “

”; Würzburg, Werkbund, 1960. Das Ende der Neuzeit”; Aula nr. 81, Het Spectrum, 1962; oorspronkelijk “De Gestalte der Toekomst[4] Romano Guardini: “

[5] Denk aan de eerste en de tweede staatshervorming in België, resp. in 1970 en 1980; de wet-Guichard in Frankrijk uit 1976, waarin ook sprake is van ‘déconcentration’; de autonome gemeenschappen voorzien in de Spaanse grondwet van 1978. Het Verenigd Koninkrijk volgt pas in 1998 met de ‘devolution’ voor Schotland, Wales en Noord-Ierland. 

»; Union Générale d’Éditions, reeks 10/18 nr. 1170, Paris, 1977 [bevat de teksten van het gelijknamige colloquium, voorgezeten door Lucien Sfez, gehouden in Parijs op 30 en 31 mei 1975]. « L’objet local[6] Sfez, Lucien [réd.]:

[7] Bijvoorbeeld: de regio Nouvelle Aquitaine met Bordeaux als ‘Préfecture’, groepeert 12 departementen, beslaat een oppervlakte van 84.036 km2 [hetzij een achtste van heel Frankrijk] en telt 6 miljoen inwoners. De regio bestaat uit enorm verscheiden streken en ‘pays’, zoals de ‘Pyrénées Atlantiques’ [Pau], de ‘Gironde’ [Bordeaux] en de ‘Dordogne’. 

[8] « La loi no 2021-641 du 21 mai 2021 relative à la protection patrimoniale des langues régionales et à leur promotion conforte l'enseignement des langues régionales tout au long du parcours scolaire de l'élève, dans le premier et le second degré […] Cet enseignement s'applique au basque, au breton, au catalan, au corse, au créole, au gallo, à l'occitan-langue d'oc, aux langues régionales d'Alsace, aux langues régionales des pays mosellans, au francoprovençal, au flamand occidental, au picard, au tahitien, aux langues mélanésiennes (drehu, nengone, paicî, ajië), au wallisien, au futunien, au kibushi et au shimaoré. ». Zie https://www.education.gouv.fr/bo/21/Hebdo47/MENE2136384C.htm#:~:text=312%E2%80%9111%E2%80%912%20dans%20le,la%20langue%20r%C3%A9gionale%20%C3%A0%20tous

in : Sfez, Lucien; cf. supra. La dialectique de  l’objectif et du subjectif dans la détermination des besoins locaux »,[9] Brochier, Hubert: «

[10] « Habitus » wordt ook gebezigd door Sfez, Lucien: « L’objet local : critique des besoins et de la représentation », in : Sfez, Lucien; cf. supra. Een « habitus » omvat veel meer dan een « locus » of een “habitat”.


Eerste publicatie in DE GROENE BELG nr. 2694 van 08JAN24 - redactie 08JAN24 © TEKST EDDY BONTE *** De Groene Belg is een onafhankelijke uitgave van vzw Mediadoc. Voor alle correspondentie: [email protected]